
Denken in beelden en gebeurtenissen
Beelddenkers denken primair vanuit hun rechterhersenhelft en denken vooral in beelden en gebeurtenissen. Ze zijn visueel en ruimtelijk ingesteld. In hun hoofd spelen zich heel wat films af, bij wat ze aan informatie binnen krijgen. Ze moeten bij die beelden achteraf de woorden zoeken om hun gedachten en ideeën aan anderen uit te kunnen leggen. Ze denken vanuit een totaalbeeld en werken daar naar toe. Daar tegenover staan de taaldenkers. Zij denken voornamelijk in woorden en begrippen. De taaldenker gebruikt plaatjes als ondersteuning of geheugensteun en bedenkt een beeld bij zijn woorden. Zij werken vaak vanuit details naar het grotere geheel en hebben meestal een goed overzicht in tijd en volgorde.
Een voorbeeld bij het technisch lezen:
Het woord ‘poes’ wordt visueel aangeboden. De taaldenker denkt direct aan de klanken en speekt het woord vervolgens uit: /POES/. Het woord roept bij de beelddenker het beeld van een poes op (en ziet misschien wel de poes van de buren die met een speelgoedmuisje speelt) en moet vervolgens gaan nadenken hoe dat ook alweer heet. O ja, /POES/.
Onderwijs en beelddenken
De meest gebruikte manier van lesgeven in het huidige onderwijs is gericht op een verbale manier van informatie verwerken (de taaldenkers). De leerkracht vertelt (geeft instructie) en het kind luistert. De leerstof wordt talig aangeboden. Een kind met voorkeur voor denken in beelden wil liever zien en doen. Een beelddenker verwerkt informatie met al zijn zintuigen tegelijk, waarmee het vervolgens een beeld vormt van de aangeboden stof. Een beelddenker vraagt dus om visuele input, overzicht van de totale lesstof en vaak ook handelend leren. Door hier bewust van te zijn, kun je als leerkracht (in je instructie, aanbod en begeleiding) leren afstemmen op deze onderwijsbehoefte.
10 tips voor de leerkracht:
- Geef overzicht over de lesstof bij nieuw aanbod = top-down leren. Laat ook het eindproduct zien.
- Geef voorbeelden, visualiseer en zorg voor associaties.
- Is leerling zeer gevoelig / komen er veel prikkels binnen en zie je dat de leerling snel is afgeleid? Bekijk hoe de input verminderd kan worden.
- Ga vooral uit van wat leerling in de klas en bij methodetoetsen laat zien. De toetsen van Cito geven geen betrouwbaar beeld van wat een beelddenker kan.
- Technisch lezen: geef een beelddenker meer tijd! Hij moet vanuit het beeld naar de woorden, dat kost tijd. Flitsen is geen geschikte oefening.
- Spelling: laat woordbeelden visueel inprenten en werk niet vanuit spellingregels. Bloon is een mooi programma om daarbij te gebruiken.
- Slordig handschrift? Bekijk of de leerling in losse letters kan schrijven. Dit bevordert het juist opslaan van woordbeelden.
- Begrijpend lezen: laat de leerling ‘andersom’ werken. Eerst de vraag lezen, dan de tekst en vervolgens per vraag het goede antwoord geven.
- Rekenen: laat de leerling gebruik maken van concrete materialen en visuele middelen zoals het 100-veld. Doen = leren!
- Check je algemene instructies: is te zien welke bladzijde van het les- of werkboek vandaag aan de orde zijn? Is de aanpakstrategie in beeld (spellingaanpak / bepaalde procedure van rekenen)? Hebben jij en de leerling(en) het doel van de les helder voor ogen (letterlijk)?